Het proeven van wijn
Het leren proeven van wijn, het bepalen van de kleur, geur en smaak is een belevenis op zich en maakt het wijn drinken steeds leuker en interessanter. Om echter een goed oordeel te kunnen geven over de inhoud van een glas, moet men over de nodige ervaring beschikken. Vakmatig proeven is een kwestie van analyseren, het geheugen nagaan naar geuren en smaken, een oordeel vellen en die dingen onthouden, die voor een volgende proef van belang kunnen zijn.
Proeven
Wat is nu eigenlijk proeven? We moeten nagaan met smaak- en reukorgaan of de wijn voldoet aan de eigenschappen, die hij zou moeten bezitten. Ook het oog speelt hierbij een belangrijke rol. Hiermee bepalen we de kleur, de helderheid en de viscositeit (mate van stroperigheid) van de wijn. Het doel van het proeven is dus het vaststellen of de wijn goed van kleur, geur en smaak is en over de eigenschappen beschikt, die bij een bepaald type wijn horen.
Kleur
Onze ogen kunnen ons veel vertellen over de te proeven wijn. Een goede wijn behoort helder te zijn, niet dof of troebel. De diepte van de kleur kan variëren van heel licht tot heel donker. De viscositeit kunnen we goed beoordelen aan de hand van de tranen (kerkramen), die de wijn aan de binnenzijde van het glas achterlaat. De kleurschakering kan ons informatie verschaffen over de kwaliteit en de leeftijd.
- Jonge, droge witte wijn is bleek, lichtgeel met groene nuances. Bij het ouderen verloopt de kleur van de wijn van geel naar goud.
- Dessert wijnen hebben van nature al een hoge viscositeit, terwijl het kleurpalet loopt van geel tot intens goudgeel.
- Bij rode wijnen variëren de kleurnuances van paars, purper in zijn prille begin tot rood na de eerste paar jaar. Naarmate de wijn ouder wordt, zullen er steeds meer bruine tonen ontstaan, bij sommigen zien we zelfs oranje tinten.
Om de kleur goed te kunnen bekijken, schenken we in een glas zo'n twee centimeter wijn. Het glas pakken we bij de steel of voet, daarna schuin houden tegen een witte achtergrond, eventueel de kleur extra accenten geven, door middel van een lichtbron.
Geur
Bij het proeven van wijn speelt de reukzin een hoofdrol. De geur is nauw verbonden met de smaak. Hoe lekker een wijn ook ruikt, hij smaakt totaal niet, als je tijdens het proeven je neus dichtknijpt. De geurindrukken worden grofweg onderverdeeld in aroma's en bouquetstoffen. De eerste zijn de geuren van jonge, niet gerijpte wijnen. een bouquet ontstaat juist bij het rijpen van de wijn. Om de geuren van een wijn te kunnen beoordelen, laten we deze in het glas ronddraaien, het walsen van de wijn. Door het walsen komt er extra lucht bij de wijn en kunnen aroma's en bouquetstoffen zich beter ontplooien. Bij het ruiken kunnen we vaststellen of de geur neutraal, zuiver, fris, aantrekkelijk of overweldigend is. Daarnaast moeten we proberen de aroma's, de bouquetstoffen en waar mogelijk de geur van de druivenrassen te herkennen en weer te geven.
Smaak
Naast ogen en neus speelt de mond een belangrijke rol bij de beoordeling van de wijn. In de mond komt een hoop smaakaspecten aan bod: droog of zoet, wel of geen tannine en bitters, de aanwezigheid van zuren, hoe is het totaalbeeld (harmonisch of niet) en uiteindelijk de afdronk. Hiermee bedoel ik de nasmaak van de wijn na het doorslikken. Bij het proeven van de wijn spoelen we een slokje door de mond heen. Dit spoelen, waarbij we tegelijkertijd een weinig lucht naar binnen zuigen (het lijkt op slurpen), is noodzakelijk k om de smaakpapillen van de tong in de mond te activeren. Het proeven van wijn kun je het beste 's ochtends doen, de smaakpapillen zijn dan nog in een uitstekende conditie. vermijd bij het proeven sterke geuren (parfums enz.) en ook eten van gekruide gerechten of chocolade gerechten. Goed proeven vraagt een grote concentratie en een objectief beoordelingsvermogen.