Bier en zijn geschiedenis
Het lijkt heel aannemelijk dat bier spontaan is uitgevonden. Dit kan gebeurd zijn doordat broodafval met veel vocht in aanraking is gekomen waardoor het op een gegeven moment vanzelf is gaan gisten. In elk geval werd er waarschijnlijk al 6000 jaar voor Christus bier gebrouwen. Wetenschappers zijn van mening dat op een afbeelding van een kleitablet van die tijd een bierrecept wordt vermeld. Maar bier wordt vooral veel gebrouwen vanaf de middeleeuwen. Later ontstonden er in elk dorp en elke stad kleine brouwerijen die laat in de twintigste eeuw door grote brouwerijen werden verdreven.
Bier uit gouden bekers en mee in graf
Het kleitablet met die vermelding is gevonden in het toenmalige Mesopotamië. Van daaruit is het maken van bier verspreid naar andere beschavingen in de oudheid. In het oude Egypte was bier heel belangrijk. De Egyptenaren beschikten over staatsbrouwerijen. Alexandrië was destijds het centrum van de biercultuur met de naam Rythos. Het bier werd door hen gedronken uit gouden bekers en er werden zelfs kruiken bier meegegeven in een graf. Ook bij de Romeinen was bier de belangrijkste drank.
Spontaan gisten van brood
De eerste stap, bij het maken van bier in die tijd, zou het bakken van brood zijn, waarbij zo kort werd gebakken dat het brood van binnen nog week was. Daarna werd dat brood in water verder geweekt en gewacht tot het spontaan begon te gisten. Op die manier zagen de Soemeriërs kans een tiental verschillende soorten bier te maken en de Babyloniërs meer dan dertig.
Bier met weinig alcohol zuiverder dan water
In de middeleeuwen was het drinken van bier vanzelfsprekender dan van water. Maar de drank was in vergelijking met het bier van vandaag een slap aftreksel met weinig alcohol. Het was echter een veel zuiverder product dan water dat toen nog niet uit een leiding kwam maar vaak uit sloten en grachten die vaak zeer vervuild waren. Dat vervuilde water bracht in tegenstelling tot bier ziekten over. Het middeleeuwse bier werd tijdens het brouwproces gekookt waardoor ziektekiemen verdwenen en het percentage alcohol, hoe laag ook, zorgde voor enige ontsmetting. Naast die eigenschappen van zuiverheid ten opzichte van water had het bier ook voedingswaarde en bevatte het vitamine B en aminozuren.
Brouwen in kloosters maar ook in elk dorp
Het brouwen van bier was in de middeleeuwen voor een groot deel het werk van monniken. Ieder klooster had een eigen brouwerij. Maar naast de kloosters had ook elk dorp wel een brouwerij en in de steden wel meer dan één. Inmiddels waren er andere methoden om te brouwen dan te beginnen met brood bakken.
Middeleeuws bier van gruit
Het middeleeuwse bier was gebaseerd op gruit en niet zoals het tegenwoordige bier op hop. Gruit is een bepaald mengsel van kruiden en was per streek weer anders. In gruit bevond zich als hoofdbestanddeel gagel en verder per recept verschillende kruiden zoals anijs, dennenhars, duizendblad, jeneverbes, karwijzaad, koriander, laurierbes, rozemarijn en salie. Graven, hertogen en bisschoppen hadden een monopolie op gruit. Als andere brouwers het wilden gebruiken moesten ze accijns betalen. In 1364 werd echter in het Heilige Roomse Rijk een nieuwe manier van brouwen ingevoerd waarbij wel hop werd gebruikt.
Regels voor ingrediënten
Zoals gebruikelijk, dat vaklieden zich in die tijd organiseerden, ontstond in de veertiende eeuw ook het eerste gilde van bierbrouwers. Ondanks die samenwerking veranderde het productieproces echter nauwelijks en werd slechts aan verhoging van productie gewerkt. Om het verkeerd streven naar meer productie tegen te gaan werden wetten uitgevaardigd zoals bijvoorbeeld in Duitsland het Reinheitsgebot waarin werd vastgelegd dat bier alleen water, gemout graan en hop mocht bevatten. In België bleven brouwers overigens wel bier brouwen met kruiden en extra suikers.
Uitvinding pilsener
Na de middeleeuwen ontstond een gouden tijd voor de brouwers die uit rijke burgers bestonden met een hoog aanzien. In 1830 verscheen in Duitsland het eerste flessenbier op de markt. Het bier dat nu het meest wordt gedronken is pilsener, of ook kortweg pils genoemd, dat rond 1840 is uitgevonden in de Tsjechische stad Plzeň van welke stadsnaam de naam pils afstamt. Een nieuwe manier van brouwen in Plzeň kwam ten goede aan de smaak, helderheid en houdbaarheid. Het lageren van het bier gebeurde in de koele grotten rond de stad totdat in 1879 de koelmachine werd uitgevonden door de Duitser Carl von Linde.
Grote brouwerijen
Doordat eeuwenlang in elk dorp en elke stad in kleine brouwerijen bier werd gemaakt ontstond er een grote verscheidenheid aan soorten. In de twintigste eeuw veranderde dat door de opkomst van grote brouwerijen waardoor de kleinere verdwenen. Vanaf ongeveer 1980 was de bierbrouwerij hoofdzakelijk in handen van een handvol brouwers. Momenteel is het speciaalbier met allerlei soorten en smaken weer in opmars.