Bier in plaats van water in de middeleeuwen
Geen bierbrouwer die er nu nog aan denkt om water rechtstreeks uit rivieren te gebruiken om bier te maken. Eeuwen geleden was dat heel anders. Bierbrouwers gaven er toen om verschillende redenen een voorkeur aan om hun bedrijf aan de oever van een rivier te vestigen. Een belangrijke reden was omdat ze het rivierwater gebruikten voor het maken van bier. Het drinken van bier was in de middeleeuwen overigens een alternatief voor het drinken van water. Het alcoholpercentage in bier zorgde ervoor dat bier een hygiënischere drank was dan water dat dikwijls vervuild was.
Rivier belangrijk als vervoersader
Een andere reden om dicht aan het water te zitten was de mogelijkheid van direct goederenvervoer. De rivier was van grote betekenis voor de aanvoer van grondstoffen zoals graan en hop en voor het vervoer van het eindproduct. Ook turf, dat als brandstof werd gebruikt, voor het opstoken van de bierketels, werd met boten naar de brouwerijen vervoerd.
Vervuild drinkwater veroorzaker van ziekten en epidemieën
In de middeleeuwen was er algemeen een groot tekort aan schoon drinkwater. In steden kwam het drinkwater veelal uit de grachten die soms een open verbinding hadden met rivieren waardoor er enigszins sprake was van zuivering. Maar de meeste grachten deden ook dienst als open riool en menigeen loosde er zwaar verontreinigd water op. Veel ziekten en epidemieën werden door dat water veroorzaakt.
Bier in plaats van grachtenwater was gezonder
Om die reden was het heel gebruikelijk om
bier te drinken in plaats van vervuild grachtenwater of ander minder schoon water. Dat dit water wel werd gebruikt voor het maken van bier kon minder kwaad omdat het voor de bierbereiding gekookt werd. Bovendien zorgde de hop, die bij het brouwen werd gebruikt, voor het doden van bacteriën en tevens was het bier daardoor langer houdbaar. Door het gebruik van hop was het bier ook rijk aan vitamine B en mede daardoor absoluut gezonder om te drinken dan het grachtenwater.
Veel bier in middeleeuwen ook voor kinderen met alcohol
De lange houdbaarheid was ook voor verre scheepsreizen van belang omdat aan boord van schepen voornamelijk bier werd gedronken. Zo dronken middeleeuwers per jaar ongeveer 300 liter bier wat overigens minder alcohol bevatte dan het tegenwoordige bier. In de middeleeuwen was het ook heel gewoon dat kinderen bier dronken. Voor hen werd het zogenaamde scharrebier gebrouwen dat minder alcohol bezat.
Bier brouwen prima commerciële bedrijfstak
Voor het brouwen van die hoeveelheden bestonden zeer veel bierbrouwerijen. Ook werd op kleine schaal door mensen zelf bier gebrouwen. Naast de talrijke brouwerijen en het kleinschalig brouwen werd in de middeleeuwen vooral in kloosters en abdijen bier gemaakt. Meestal werden daar twee soorten bier gebrouwen waarvan een versie met weinig alcohol voor de nonnen en een zwaarder bier voor de paters en mannelijke gasten. Veel kloosters verkochten het bier ook. Door al die activiteiten was in de late middeleeuwen bier brouwen een goed lopende commerciële bedrijfstak.
Water door vervuiling niet meer geschikt voor bier
Maar gaandeweg de tijden werd rivierwater op een aantal plaatsen steeds meer vervuild doordat bijvoorbeeld het spoelwater van de textielindustrie in de rivier terecht kwam. Zo werd onder meer het Spaarne via de verontreinigde Voldersgracht vervuild waardoor het bierbrouwen in Haarlem in de problemen kwam. Een tweede reden waarom het water van het Spaarne niet meer zo geschikt was vond zijn oorzaak in de Spaarndammersluizen die teveel zout water binnenlieten. Door het verzilte water smaakte het bier niet meer als voorheen. Het stadsbestuur vreesde haar brouwerijen kwijt te zullen raken en schreef daarom voor dat ze alleen nog water uit de Brouwerskolk mochten gebruiken.
Bloeiperioden Haarlems bier en toch weggeconcurreerd
Vóór die bepaling was het brouwen van bier in Haarlem al twee keer tot grote bloei gekomen. Tussen 1430 en 1450 werd Haarlems bier verkocht in het zuiden van Holland, Zeeland, Brabant en Vlaanderen. Maar gaandeweg de vijftiende eeuw ging het minder goed met de verkoop omdat de concurrentie van Gouda en Delft te groot was. Toch bloeide de handel in het begin van de zestiende eeuw weer op met vooral klanten in het Noorden van Holland en Friesland. In de loop van de zeventiende eeuw kwam er opnieuw de klad in de Haarlemse bierbrouwerij omdat niet meer kon worden opgebokst tegen de nieuwe concurrentie uit Rotterdam.
Lees verder