Wijn: Beaujolais
Beaujolais is in de ioop der jaren gepromoveerd van karafwijn uit de bistro’s van Lyon tot wellicht de bekendste tafelwijn ter wereld en synoniem met alles dat wijn en Frans is. Die ontstellende populariteit kan wellicht worden verklaard door een unieke combinatie van een aantal kwaliteiten.
Unieke kwaliteiten
Denk eens aan die naam, veel plezier, lekker Frans en prettig in het gehoor. En ruik eens het bouquet... soms doet het denken aan rozen, af en toe aan aardbeien, heel vaak aan frambozen en vrijwel altijd aan puur fruit. Proef ook de smaak: een aantrekkelijk huwelijk van frisse fruitigheid en joyeuze souplesse.
Maar er is méér dat het succes van Beaujolais verklaart. De wijn ontwikkelt zich namelijk snel en binnen een jaar kun je hem heel goed drinken. Geduld (dat steeds minder mensen hebben) en een kelder (iets voor The Happy Few) zijn voor Beaujolais nauwelijks noodzakelijk. Voorts heeft men de prijs op een redelijk niveau weten te houden en was tegelijk de produktie omvangrijk genoeg om de exportmarkten te veroveren.
Proef het fruit
De Franse schrijver Gabriel Chevallier heeft de wijn in zijn beroemde verhaal Clochemerle eens omschreven als:’.. . een verduveld goede wijn. Hoe meerje ervan drinkt des te aardiger wordt je vrouw, des te trouwer je vrienden en des te zonniger de toekomst.’ En een der beste wijnkopers van de Beaujolais, Georges Duboeuf. zei eens: ‘Beaujolais zingt in het glas.’
Natuurlijk hadden deze mensen het over wâre Beaujolais — een wijn die in ons land wellicht schaarser is dan u denkt. Want het fruit van de heuse Beaujolais kom je hier maar verrassend weinig tegen. Dit omdat Beaujolais voor veel wijnkopenden in de eerste plaats goedkoop moet zijn — en de kwaliteit, nou, die doet er niet erg toe. Hele volksstammen hebben waarschijnlijk nog nooit van hun leven echte Beaujolais gedronken, hoewel ze zelf hiervan vast overtuigd zijn. Waaraan je een goede Beaujolais herkent?
Om te beginnen aan zijn prijs: spotgoedkoop kan hij niet zijn. Drie voor een tientje zou ik echt maar vergeten. Dan aan de wijn zelf. Hij moet jong zijn, hooguit twee â drie jaar, en een kleur hebben die nog best paarsig-jong mag wezen (ik praat nu alléén over de gewone Beaujolais, niet over de topwijnen uit de streek). Het allerbelangrijkste is het aanwezige fruit: een geur en een smaak die associaties oproepen aan vruchten (druiven, kersen, alles mag). Bovendien behoort de wijn vrij fris te zijnen niet al te zwaar. Veel van de bij ons verkrijgbare scharrelkwaliteiten hebben de Beaujolais nog nooit gezien of men heeft ze aangesterkt met een dosis krachtige, rijpe wijn uit de een of andere zonnige streek. Houd het fruit-criterium eens in gedachten. Misschien moet u lang zoeken om De Echte Wijn te vinden, maar als u ‘m tegenkomt herkent u hem subiet.
Mooie streek
Beaujolais hoort officieel tot de Bourgogne. Van dit gebied vormt het verreweg het grootste district: met zijn ruim zestienduizend hectaren (en het worden er achttienduizend) is het groter dan de Côte d’Or, de Chablis, de Chalonnais en de Méconnais samen. De gemiddelde opbrengst beweegt zich rond de honderdtwintig miljoen flessen. De druiven groeien in een mooi, vrij woest en nogal heuvelachtig landschap; hier en daar tref je zelfs bergen aan van achthonderd tot duizend meter hoog. De hele streek maakt een wat ongeregelde indruk: bospartijen groeien ogenschijnlijk waar ze willen, het gras lijkt lang en de richtingsbordjes zijn niet altijd betrouwbaar. Zelf ben ik er ooit eens verdwaald. Drie kwartier heb ik rondgereden over stille slingerweggetjes voor ik iemand tegenkwam die me de weg kon wijzen.Een heel prettige bijkomstigheid van de Beaujolais is het indrukwekkende aantal ‘caves de dégustation’ en soortgelijke proeflokalen die men er heeft opgericht. Lekkere dorst hoeft men dáár nooit te lijden.
Van laag naar hoog
Ruim de helft van de totale opbrengst bestaat uit Beaujolais en Beaujolais Supérieur. Om recht te doen gelden op de laatste benaming moet de wijn tenminste één procent meer alcohol hebben ofwel tien procent. Iets beter is Beaujolai Villages. De wijn met deze appellation moet afkomstig zijn uit een negenendertigtal dorpjes in het gebied. Iets minder dan een kwart van de gehele oogst bestaat uit deze Villages-wijn. Het nog resterende deel, ruim een kwart, wordt vervaardigd in een negental gemeenten die een eigen herkomstbenaming bezitten. Hun naam wordt ook immer op het etiket vermeld. Deze ‘Grand Cru’ wijnen moeten wettelijk tenminste tien procent alcohol hebben en één ervan, de Côte de Brouilly, zelfs een half procentje meer. Indien ook de wijngaard op het label wordt genoemd, moet de Beaujolais tenminste elf procent bevatten.
Negen grote
Elk van de negen grote heeft zijn eigen persoonlijkheid. Woorden echter zijn nauwelijks toereikend om de soms subtiele onderlinge verschillen adequaat te beschrijven, temeer daar de gemeenten aan elkaar grenzen en soms in elkaar overlopen. Om u enigszins op weg te helpen heb ik een kort signalement opgesteld van elke wijn. Ik geef de namen in de volgorde van de geproduceerde hoeveelheden.
- Brouilly — fruitige, elegante, wat nerveuze wijn, maar toch Vrij stevig. Jong erg lekker, maar kan ook goed rjpen.
- Morgon — robuuster, vleziger en steviger dan de meeste andere. Opvallende smaak, Vrij geprononceerd.
- Fleurie — de naam zegt het al: een bloemrijk bouquet, elegante, fijne en delicate smaak.
- Moulin-â- Vent — vol, rijk en krachtig (soms wel dertien procent of meer). Betimmerde smaak. De beste wellicht van alle negen als hij een jaar of wat heeft kunnen liggen.
- Juliénas — stevig, harmonisch, zeer goed van kwaliteit. Donkerrode kleur, een houquet vol finesse en een zachte smaak.
- Chiroubles — een ‘snelle’ wijn die per se jong gedronken moet worden; liefelijk karakter, iets kruidig en behoorlijk stevig van smaak.
- Saint-Amour — de naam alleen al. . . fruitig en rank met een teer parfum. Veel smaak. Afkomstig uit de noordelijkste der grote gemeenten.
- Côte de Brouilly — krachtiger dan Brouilly, maar ook jeugdig een traktatie.
- Chénas — wat lichter dan Moulin â Vent; diepe kleur, geurig en stapels fruit. De ‘grand cru’-wijnen kunnen in het algemeen aan kwaliteit winnen door enkele jaren te worden weggelegd. De aanvankelijke frisheid maakt dan plaats voor een rijpe zachtheid. Niettemin smaken alle wijnen ook na een jaar al opperbest.
Één druif
De wijnbouw in de Beaujolais is niet aan de Romeinen te danken, zoals in veel andere Franse streken. De Romeinse geograaf Strabo zag namelijk weinig heil in het ontginnen van dit gebied voor wijnbouw en dus gebeurde het niet. Gelukkig was er een eigenwijze Asterix-achtige Gallische stam die het wèl zag zitten. Er zijn dan ook sporen van wijncultuur teruggevonden die dateren uit de 2de eeuw. Het duurde niettemin tot de l8de eeuw voordat de wijnbouw op redelijk grote schaal ter hand werd genomen. De enig toegestane druif voor Beaujolais is de gamay noir âjus blanc. Zij is volstrekt anders van karakter dan de pinot noir van de Côte d’Or. Vergelijkingen tussen Beaujolais en rode Bourgogne kunnen misschien enigszins opgaan, maar nooit volledig.
De historische hoofdstad die haar naam aan het gebied en de wijn heeft gegeven, is Beaujeu. Het is echter niet hier waar de regionale wijnbroederschap haar hoofdzetel heeft, maar in het veel grotere Villefranche-sur-Saône. Le Compagnons de Beaujolais werden in 1947 opgericht en tellen nu duizenden leden. Ik noem ze speciaal omdat ze niet alleen gekleed gaan in zwarte pijen met groene voorschoten en een kort zwartjakje, maar bovendien hoeden dragen die, door de oogwimpers bekeken, veel lijken op die der Alkmaarse kaasdragers.
Beaujolais Primeur
Een geheel eigen plaats in de Beaujolais wordt sinds enkele jaren ingenomen door de Beaujolais Primeur, ook wel Beaujolais Nouveau gedoopt. Beide bewoordingen worden losjes door elkaar gebruikt. In theorie is Beaujolais Primeur de wijn die vóór de normale datum waarop Beaujolais wordt vrijgegeven (half december) gedistribueerd wordt, terwijl Beaujolais Nouveau alleen betekent Beaujolais van de laatste oogst. Gewoon ‘nieuwe Beaujolais’ dus. Een Primeur is dus altijd Nouveau, maar een Nouveau hoeft dus geen Primeur te zijn. Maar zoals gezegd, in de praktijk let men er nauwelijks meer op welke term wordt gebruikt. Beaujolais Primeur is geen uitvinding van de laatste tijd. Integendeel, de wijn bestaat al generaties lang.
Men ontdekte namelijk lang geleden dat wijn uit bepaalde vaten eerder op dronk was dan wijn uit andere vaten en op een gegeven moment ontstond de aardige gewoonte om van kelder naar kelder te trekken teneinde daar de ‘vin de l’année’ te keuren. Ook buiten de Beaujolais begon men in deze jonge wijn geïnteresseerd te raken en via de eethuisjes van Lyon begon de victorie. Inmiddels is Beaujolais Primeur big business. Voor iedereen betekent deze wijn de mooist mogelijke handel: de boeren hebben ‘m al verkocht voor hij gereed is en de importeurs al voor hij binnen is. De winkeliers tenslotte weten hem binnen een paar weken te slijten. Men hoeft dus geen voorraden te financieren en lang op zijn geld te wachten.
Helaas echter is de roep van het geld zo groot geworden dat men nu jaarlijks kost-wat-het-kost een primeur op de markt brengt, ook al is de kwaliteit van een schreiend niveau. In 1975 bijvoorbeeld was de Beaujolais Primeur èn duur èn slecht. Bovendien kreeg ik bij een aantal wijnen het bange vermoeden dat ze niet voor honderd procent uit dat jaar afkomstig waren, maar dat er wat oudere Beaujolais bij was gedaan om de kleur wat donkerder te maken en de smaak iets minder zuur. Enfin, als de mensen in de Beaujolais hun eigen kwaliteitscontrole niet veel strenger gaan uitoefenen — en de normen bestaan dan graven ze wellicht hun eigen graf. Want je kunt het publiek niet blijven bedotten. Weet in elk geval dat je in goede Beaujolais Primeur puur fruit moet ruiken en de druif moet proeven. De primeur prikt ook vaak héél licht op de tong. Als het fruit niet in de wijn aanwezig blijkt en ook een echt paarse kleur ontbreekt, dan heeft u zich bekocht.
Er doen nog altijd verhalen de ronde als zou Beaujolais Primeur in het voorjaar een tweede gisting op fles krijgen met als gevolg ontploffingsgevaar. Dit is pure nonsens. De wijn heeft zijn volledige gisting achter de rug en de énige reden waarom je hem binnen een maand of zes moet drinken is vanwege zijn frisse fruitigheid. Want die loopt na enige tijd langzaam terug en daarmee ook de charme van de wijn. Men gebruikt voor Beaujolais Primeur een gistingsprocédé dat afwijkt van dat voor de normale wijn. Dit werkt sneller en heeft als resultaat dat de wijn bouquetteuzer wordt, maar tegelijk minder houdbaar dan gewone Beaujolais. Alleen wijnen van de appellations Beaujolais, Beaujolais Supérieur en Beaujolais Villages mogen tot primeur-wijn worden verwerkt, de negen grote daarentegen niet.
Alle soorten Beaujolais behoort u lichtgekoeld te drinken omdat dan die plezante fraicheur het beste tot zijn recht komt. Dus of u nu een Primeur gaat schenken of een ‘grand cru’, zet de fles altijd een half uur â drie kwartier in het melkvak van de koelkast.