Cacao, geschiedenis van een godenspijs
De cacaoboom, Theobroma cacao, is nauw verbonden met de Mexicaanse beschavingen, en vooral met de beschavingen der Maya's en Azteken. Cacao heet in de taal der Maya's cacau, en in de taal der Azteken cacauatl. Xocoatl (bitter water) was de naam gegeven aan een shake met cacao.
Deze namen leven vandaag voort in vele talen : cho-olaté en cocoa of cacao in het Engels; chocolat en cacao in het Frans; chocolade en cacao in het Nederlands; chocolaté, cacao en cocoa in het Spaans...De Latijnse benaming betekent godenspijs van 'theos' god en 'broma' voedsel.
Cacao-rituelen bij de Maya's
Cacao werd van oudsher zowel in de keuken als in de tempels aangewend. Morley vertelt hoe de Maya's gewijd water maakten :.. Ze gebruikten cacaonoten en bepaalde bloemen geweekt in maagdelijk water (regenwater) dat ze in de holten van rotsen vonden... En in 1571 noteert Sahagün dat de inwoners van bepaalde steden de gewoonte hadden tijdens het feest van Atemoztli offers van kleine hoopjes cacaozaden te brengen aan de goden van de bergen. Vandaag wordt dit ritueel nog steeds in ere gehouden in dezelfde streken.
Cacao vormde het wisselgeld tussen Maya's en Azteken. Zelfs 300 jaren na de Spaanse verovering was de cacaoboon nog steeds een geldig betalingsmiddel. Ja, toen al bestonden er zelfs « cacao-geldvervalsers », want in 1537 zond de vice-koning van Mexico, Antonio de Mendoza, enkele voorbeelden van vervalsingen aan zijn koning Carlos van Spanje. Dit « valse geld » bestond uit cacaonoten, ontdaan van hun aromatische zaden, en opnieuw gevuld met... klei !
De wijze ouderen van Tenochtitlan beschouwden cacao als één van de meest waardevolle produkten om belastingen te betalen. De Maya's, en na hen de Azteken, organiseerden verre expedities om in het bezit te geraken van de felbegeerde zaden. In precolumbiaanse tijden was Veracruz het centrale punt van de cacaoverbouwing, samen met het zuiden van Oaxaca en de Azteekse enclave Soconusco.
Columbus en cacao
Colombus maakte pas goed kennis met cacao tijdens zijn vierde expeditie in de Nieuwe Wereld. De inlanders van het Guanaja-eiland (Honduras) boden hem een vreemd, bitter en pikant drankje aan dat bereid was met zaden die ook als geld gebruikt werden. De in de zon gedroogde cacaobonen werden op een hiervoor bestemde steen geplet tot een papje dat aangelengd werd met water en vermengd met chilipepers (Capsicum annuum) en orleaan (Bixa orellana, een nu nog gebruikte kleurstofplant). Soms werd er ook fruit aan toegevoegd of hallucinogene paddestoelen of maïs, als verdikkingsmiddel. Het mengsel werd zorgvuldig verwarmd en met een soort klopper aan het schuimen gebracht. De Azteken noemden het tchocolatl (chocolade). Deze originele chocolade viel bij de eerste Spaanse kolonisatoren niet erg in de smaak en werd zelfs betiteld als eerder geschikt voor zwijnen dan voor mensen. Later werden de chilipepers in het recept vervangen door suiker, kaneel en vanille.
Europa maakte kennis met de cacao en de chocolade door toedoen van de Spanjaarden, die zich al heel snel aan die smaak hadden gewoon gemaakt. Naar het schijnt was het een trappistenmonnik die wat cacao en het recept voor chocolademelk naar Spanje stuurde, naar de prior van het klooster van Piedra in Aragon. En mogelijk waren het die Spaanse kloosterzusters die, begin 16de eeuw, voor het eerst suiker aan de cacao toevoegden, waardoor de chocoladedrank zijn eigen veroveringstocht in Europa kon beginnen.
De plant Theobroma cacao
De wilde Cacao behoort tot de familie van de Sterculiaceae, waar ook het geslacht Sterculia en de meer bekende Colasoorten bij horen. De Theobroma's zijn kleine bomen, die als onderbegroeiing in de tropische regenwouden van Midden- en ZuidAmerika voorkomen. De zuidelijke cacaorassen (soms als een soort: T. leiocarpa Bern. beschouwd) dragen harde, gladde vruchten, die bittere, donkerviolette zaden bevatten (Forastero) en de Middenamerikaanse hebben zachtere, knobbelige of wrattige vruchten, met witte, weinig bittere zaden (Criollo).
Merkwaardig is dat de bloemen uit kleine knobbels op stam en takken te voorschijn komen. Een vijftal priemvormige 'staminodiën' (onvruchtbare meeldraden) omringt de korte stijl; de 5 vruchtbare meeldraden dragen elk een diep in de zakvormige uitzakking van het bloemblad verscholen helmknop.
Een Mayarecept voor een heilige chocoladedrank
- 50 % geroosterde cacaobonen
- 50 % zaden van de vrucht van de sapotilboom (Ponteria sapota)
- mengen, fijn maken en dan toevoegen
- geplette maïs
- vanille of tlilxochitl
- earflower (Cymbopetalum penduliflorum) of xochinacaztli
- Mexicaanse peper of zwarte peper (Piper sanctum) of mecaxochitl
- honing
Een Maya-legende
Toen de god-koning Quetzalcoatl zijn stad Tula moest verlaten, verbrandde hij zijn huizen van goud en koraal en hij verborg al zijn schatten in de bergen en in de canyons. Hij veranderde de cacaobomen in « mesquites » (Prosopis spp.), geschikt voor de noordelijke woestijnen, en zond alle vogels weg...
Hij zeilde naar het oosten, zijn zonnegod Quetzalcoatl tegemoet, en in diens gloeiende stralen veraste zijn hart. Wel had hij eerst beloofd dat hij ooit vanuit het oosten zou terugkeren en dat dan het einde van het machtige Aztekenrijk zou aanbreken...
Quetzalcoatl, de Gevederde Slang, was een grote hemelgod, die als de Zon van de Vijfde Schepping aan de hemel, het doen en laten der mensen naging. Hij was de cultuurheld van de Oud-Mexicaanse volkeren. Een koning van dezelfde naam. heerste over de Tolteken van Tula, en in de loop der tijden versmolten beiden tot één personage, de god Quetzalcoatl.