Van onkruid tot voedsel
Heel heel lang geleden leefde de mens als een nomade. Hij kwam aan zijn voedsel door het oogsten, verzamelen van vruchten, noten en zaden, die op zijn tijdelijke staanplaats aanwezig waren. De nomademens was voornamelijk een verzamelaar en jager.
Langzamerhand is die rondtrekkende mens om heel veel redenen zich seeds meer gaan vestigen en werd boer.
Omheen de woonplaats van die ‘cultuur’mens veranderde heel langzaam de plantengroei. Er kwamen vooral meer soorten die zich thuisvoelden in het afval en de 'onrust' van zijn direkte omgeving. Bepaalde wilde planten zochten zo vanzelf de nabijheid van de mens. Toen de mens sommige van die soorten speciaal had leren waarderen ging hij ze met een soort hekje of iets dergelijks beschermen tegen vraat van wilde dieren, enzovoort. Tengevolge van zulke 'kultuurmaatregelen' kregen andere planten toen ineens ook de gelegenheid om zich juist daar te vestigen, eerst nog als 'onkruid' tussen de andere, belangrijke soorten. In veel gevallen heeft dat onkruid zich onder invloed van aanvankelijk onbewuste en onbedoelde selektie door de mens juist ten koste van het hoofdgewas ontwikkeld. Wanneer zo'n onkruid dan vervolgens ook ergens bruikbaar voor was kon zich de situatie voordoen, dat het onkruid hoofdgewas werd dus, promoveerde. Het onderscheid tussen kruid en onkruid is dus zeer subjectief en bovendien zeer veranderlijk. Haver heeft zich ontwikkeld uit een onkruid dat tussen paardenbonen groeide, terwijl rogge, kikkererwten en linzen oorspronkelijk tarwe-onkruiden waren. Aan de andere kant is bijvoorbeeld Harig Vingergras lange tijd gewoon verbouwd geweest maar intussen al lang geleden weer tot onkruidstatus teruggekeerd.
Bij de bestudering van het leven, de voeding en de landbouw van onze verre voorouders, hetzij via de archeologie, hetzij via het onderzoek van natuurvolkeren, ontdekken we steeds weer het gebruik van een groot aantal soorten eetbare wilde planten. Boeiend daarbij is de vaststelling, dat bij volkeren die nomadisch leven en die dus met hun voeding althans voor een deel afhankelijk zijn van dierlijke producten, de cultuur zich anders ontwikkeld heeft dan bij overwegend planteneters, zoals bijvoorbeeld de Midden-en Zuid-Amerikaanse Indianen en de Japanners.
Indianen.
Vooral de Indianen vormen een groep natuurvolkeren waarvan we zeer veel hebben kunnen leren, in het bijzonder die uit Noord-Amerika. Daarbij vonden we alle schakeringen vanaf een volk dat nog helemaal van de wilde oogst leeft tot en met boeren die alleen nog uit nood of gewoonte verzamelen. Maar bovendien weten we gelukkig ook heel wat over het gebruik van wilde planten in Europa. Daarvoor hoeven we trouwens niet eens ver terug te gaan in de geschiedenis. Afgezien van de eetbare wilde planten die als puur hongervoedsel werden gebruikt in het Rusland van 1917-1922 en in veel landen tijdens de Eerste Wereldoorlog was het gebruik ervan op sommige plaatsen nog heel gewoon in recente tijden. Zonder ook maar een schijn van volledigheid te willen wekken, zullen we proberen om dat hieronder aan de hand van wat voorbeelden te laten zien.
Volkeren in het Noorden.
Hoe meer naar het Oosten je gaat, hoe gewoner de wilde oogst was. Zelfs nu is dat nog min of meer het geval. In het begin van 20ste eeuw waren Poolvolkeren in Lapland en Noord-Siberië nog voor een groot deel afhankelijk van de wilde oogst van zaden, wortels en groene delen van allerlei planten. De bladeren werden bewaard door melkzure vergisting, zoals onze zuurkool. Meestal werden ze dan wel eerst gekookt. In de achttiende eeuw kenden de IJslanders weliswaar al het gebruik van koemelk en verbouwden ze Engelwortel en graan, maar daarnaast leverden de verzamelde voedingsmiddelen daar toen nog steeds een belangrijk deel van het voedsel. De basisvoeding van o.a. de nomadisch levende Mongolen was een brij van de zaden van bepaalde wilde Ganzevoetachtigen en Grassen. Die groeiden gelukkig plaatselijk net zo veel als bij ons het graan. Dat laatste geldt trouwens voor veel eetbare wilde grassen over de hele wereld, van de echte wilde rijstsoorten uit Afrika, o.a. uit Senegal, de zogenaamde wilde rijst van de Noord-Amerikaanse Indianen tot en met de wilde tarwe (emmertarwe) uit het Midden-Oosten. Plaatselijk werd daar de akkerbouw (met tarwe en gerst) pas in het midden van de vorige eeuw geïntroduceerd. Het belangrijkste eetbare wilde graszaad uit Centraal-Europa was Mannagras. In 1914 was dat met enige moeite nog in alle Russische steden te koop en werd er daar nog brood van gebakken, vermengd met meel van granen. In de negentiende eeuw werd Pools Mannagras nog per scheepslading verhandeld. De verbouw ervan schijnt nooit goed te zijn gelukt. Iets minder belangrijk waren de zaden van bijvoorbeeld Helm, Harig Vingergras, Hanepoot en van Naaldaarsoorten (behalve Helm en Kransnaaldaar in het Duits allemaal Hirse, gierst genoemd).
Eikels en kastanjes.
Ook eikels werden tot voor kort nog veel gegeten. Zo waren er in 1927 volgens Maurizio nog hele streken in Polen waar brood zonder de toevoeging van eikelmeel niet bekend was! Meer in de richting van de Middellandse Zee, bijvoorbeeld in de Ardêche, was en is bovendien meel van tamme kastanjes nog heel gewoon. Soms, wanneer de graanoogst mislukt was, kon dat daar zelfs hoofdvoedsel worden. Ook beukennootjes werden overal, ook bij ons, massaal op allerlei verschillende manieren gebruikt, alhoewel niet rauw, omdat ze dan giftig zijn. Verder waren bijvoorbeeld lijn-, hennep- en raapzaad volksvoedsel in grote delen van Oost-Europa.
Wild voedsel kan ook voor ons een lichamelijke en zelfs geestelijke rijkdom zijn.
© 2009 - 2024 Herborist, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Hooikoorts: pollenkalenderHet hooikoortsseizoen duurt over het algemeen van maart tot september. Het seizoen hangt samen met de bloeitijd van bepa…
Last van hooikoortsMeer dan een miljoen mensen in Nederland heeft last van hooikoorts. De gevolgen zijn: niezen, tranende ogen en een loopn…
De Friese keukenFriesland associëren veel mensen met schaatsen, zeilen en misschien zelfs met fierljeppen. Friesland biedt echter veel m…
Bronnen en referenties
- Weiner M.A. Earth medicine-Earth foods. Plant remedies, drugs and natural foods of the North American Indians. Collierbooks 1972.
Isaacs J. Bush Food. Könemann 2000. Voedsel en geneeskrachtige kruiden van de aboriginals.
Densmore F. How Indians use wild plants for food, medicine and crafts. Dover Publications 1974
Maurizio. Die Geschichte unserer Pflanzennährung. Berlijn 1927
Mathon. L’origine des plantes cultivées. Phytogéographie appliquée. Masson 1981.
Documentatie bij herboristenvereniging.